De grens tussen vrijheid en egoïsme

Populisten claimen nogal eens op te komen voor de vrijheid. Denk aan de Partij Voor de Vrijheid van Geert Wilders. Voorwaar natuurlijk een nobel streven. Want wie wil er nu niet vrij zijn.

John Stuart Mill was min of meer de grondlegger van het liberalisme en hij onderkende al dat vrijheid nooit absoluut kon zijn. Dat de vrijheid van de één heel vaak ten koste gaat van de vrijheid van de ander. Hij stelde dat je de van niemand de vrijheid mag inperken zolang die persoon anderen (en zichzelf) niet schaadt.

Dat laatste klinkt eenvoudiger dan het is. Wie bijvoorbeeld met een benzine auto naar de stad rijdt belemmert al gauw de vrijheid van astma patienten om hetzelfde te doen. Dat rekening houden met anderen is al gauw een heel gedoe. Gelukkig is er een overheid die hierin wat regels stelt. Zo zijn er normen met betrekking tot de uitstoot waaraan auto’s moeten voldoen. Ook gelden er algemene normen voor de luchtkwaliteit, waardoor ook astma patienten nog vaak de deur uit kunnen. Mits er geen fanatieke houtkachelstoker in de straat woont uiteraard.

Het kan aan mij liggen, maar precies dit besef mis ik bij populisten. Het besef dat de roep om vrijheid ook verantwoordelijkheid met zich mee brengt. Dat je oog hebt voor wat jouw vrijheid betekent voor anderen. Doe je dat niet dan loop je het risico van een gerechtvaardigde vraag om vrijheid af te glijden naar puur egoïsme.

Als ik populisten weer de klimaatcrisis hoor ontkennen is dat toch het gevoel bij mij opkomt. Terwijl elders op deze wereld mensen hun hele leven onder water zien verdwijnen vanwege de stijgende zeespiegel en jij vind dat jij daar niets aan hoeft te doen. Dat jij je vooral zorgen maakt of je nog wel met je auto naar de sportclub kunt en daarna nog een hamburger kunt eten. Dan moet ik inderdaad denken aan egoïsme.