In gesprek met wethouder Tiemens

Als je een wethouder vraagt naar haar successen kun je natuurlijk rekenen op een lijstje. En laten we eerlijk zijn: als scheidend wethouder heb je daar eigenlijk ook wel recht op. Maar natuurlijk hebben Cecile en ik ook geprobeerd hier en daar ook een beetje door te vragen.

Bij deze wethouder kun je natuurlijk niet om Nijmegen Green Capital 2018 heen. Het bracht haar zelfs een top 10 notering in de duurzame top 100. En het heeft de gemeente beter in beeld gebracht, waardoor er bijvoorbeeld op het gebied van luchtkwaliteit veel in gang is gezet omdat subsidieverzoeken werden gehonoreerd. Toch is het ons (Cecile en Ronald) opgevallen dat je de term “green capital” weinig meer tegen komt, terwijl je die juist zou kunnen gebruiken om de flow die in 2018 op gang is gekomen door te zetten. Dat blijkt echter lastig omdat de naam zorgvuldig beschermd vanuit Europa wordt en die wil je “niet tegen de haren in strijken”.

2018 was een intensief jaar. Dat niveau was natuurlijk niet vol te houden; de betrokkenen waren na 2018 uitgeput. Er is besloten op 3 thema’s in te zetten: groen, circulaire economie en wijken. Voor deze drie is vooral gekozen omdat ze nog in een beginstadium verkeren. Als je bijvoorbeeld naar de energie transitie kijkt staat er al veel in de steigers en is het grote probleem dat het Rijk achterloopt en daardoor onvoldoende ondersteuning biedt. Er is wel succes met de door de gemeente georganiseerde gezamelijke inkoop van isolatiemateriaal en zonnepanelen door bewoners, maar het proces om de stad ook echt aardgasvrij te maken komt nog niet echt van de grond. Ook het verkeersbeleid staat bijvoorbeeld al goed op de rails. De aanpak van de Graafseweg is in feite het sluitstuk van dit proces, samen met een nieuw verkeersmanagement dat rond deze tijd in het college van Burgemeester en Wethouders aan de orde komt. Daarmee moet binnen de ring om de stad heen (de S100) een autoluw gebied ontstaan met ruimte voor de fiets en het openbaar vervoer.

Op het gebied van groen (en landbouw) heeft Nijmegen geen beleid, maar mede door Green Capital zijn hier heel veel aktiviteiten van onderop en gebeurt er meer dan in heel veel steden die wel een beleid hebben. Nijmegen ondersteunt wel de activiteiten en nu komt er ook een punt waarop er wel beleid wordt geformuleerd.

Er is inmiddels een circulaire raad die een hele duidelijke en vergaande agenda heeft. Het is een samenwerking tussen overheid, ondernemers en onderwijs die onder andere als doel heeft duurzame projecten ook echt uitgevoerd te krijgen.

Ook in de wijkinitiatieven is sinds Green Capital veel energie en geld gestoken, maar met de resultaten is Harriët niet tevreden. Samen met de universiteit en de Drawdown Organisation wordt nu gekeken hoe je dat effectiever zou kunnen opzetten.

We merken op dat Nijmegen graag een groene stad wil zijn, maar dat datzelfde groen toch ook geregeld onder druk staat. Recent werd nog werd een fietspad door een ecologisch waardevol gebiedje bij de Graafseweg geopperd. Daar heeft Harriet overigens snel een streep door gezet, maar de vraag blijft of je dit soort situaties niet kunt voorkomen door deze waardevolle gebieden expliciet(er) te benoemen, zodat ook voor andere afdelingen (zoals in dit geval verkeer) meteen duidelijk is dat een fietspad daar toch echt niet aan de orde kan zijn.

Het heeft onder andere te maken met de verdeling van de portefeuilles tussen de wethouders. De openbare ruimte valt bijvoorbeeld onder wethouder Velthuis. “Niets is moeilijker dan integraal werken” kunnen we Harriet letterlijk citeren. Het college doet er veel aan door geregeld overleg tussen wethouders op raakvlakken en zelfs projecten waarover meerdere wethouders in overleg zijn. Maar een werkverdeling is nu eenmaal ook nodig, dus het zal van tijd tot tijd ook mis gaan.

Edoch voor het groen komt er meer bescherming. Harriet verwijst naar het raadsinitiatief om een strikter beleid ten aanzien met betrekking tot bomen op te zetten. En daarnaast is er nu de omgevingsvisie (een verplichting vanuit het Rijk) waarin de gebieden met een groene waarde zijn vastgelegd. En zo lijkt er toch de nodige extra bescherming voor het groen in de gemeente te komen.

Voor het voedselbeleid geldt in grote lijnen hetzelfde als voor groen. Ook hier zijn in de gemeente al veel initiatieven en daarop reageert de gemeente. Ze ondersteunt waar mogelijk projecten en ook binnen het stadhuis was er voor de corona crisis al een meatless Monday. Maar ook hier geldt dat er van de zijde van de gemeente geen doelstellingen zijn geformuleerd, zoals die er bij het groenbeleid nu wel meer lijken te komen. Het geeft helderheid die in ieder geval door ons nu soms wordt gemist.

De Groene Metropool

Na de verkiezingen zal Harriet niet meer terugkeren als wethouder. Sterker, ze vertrekt al een half jaar eerder omdat ze een nieuwe baan heeft gevonden als directeur van de Groene Metropool regio Arnhem Nijmegen. Deze Groene Metropool is een samenwerkingsverband van 18 gemeenten rondom Arnhem en Nijmegen. Een regio die Harriet goed kent. Niet alleen als wethouder van Nijmegen en daarvoor Rheden, maar ook van haar rol in diverse samenwerkingsverbanden.

Maar hoe zit het nu? Er was eerst een Stadsregio Arnhem Nijmegen, die daarvoor Knooppunt Arnhem Nijmegen heette. Deze is echter opgeheven en dan is er nu weer een metropoolregio. De Stadsregio was door het Rijk ingesteld en uiteindelijk heeft het Rijk deze ook weer opgeheven. Die Stadsregio werd door de betrokken gemeenten echter gemist. Er was weliswaar een zogenaamd Gemeenschappelijk Orgaan, maar die kon weinig. “Ze kon nog geen bankrekening openen”, aldus de wethouder. Het initiatief tot de Groene Metropool komt dan ook vanuit de regio zelf. De gemeenten hebben gezamenlijk besloten de Groene Metropoolregio op te richten.

Wat opvalt in de Groene Metropool is dat er zowel wordt gesproken over duurzaamheid als over groei. Samengevat als ‘groene groei’. Nu heeft het verleden geleerd dat groei vaak gepaard gaat met extra uitstoot van bijvoorbeeld broeikasgassen of stikstof. Dus hoe ga je dat als regio aanpakken. Harriet ziet dat ook als een grote uitdaging, want je kunt niet zeggen “we groeien niet meer”. Door ook hier zo veel mogelijk integraal te gaan werken wil ze de uitdaging het hoofd bieden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een “stresstest” die de gevolgen van de keuzes voor woningbouwlocaties in beeld brengt. Ze laten bijvoorbeeld zien dat als je teveel bij de dorpen bouwt waar het openbaar vervoer vaak beperkt is, de steden in de problemen komen. Meer mensen kiezen dan voor de auto en die auto’s uit de regio komen in de steden bij elkaar. Ze merkt ook nog op dat ze dit in veel steden ziet gebeuren.

Een tweede belangrijk onderwerp voor de Groene Metropool is de Regionale Energie Strategie (RES). Elke regio in Nederland heeft een doelstelling in de realisatie van zonneenergie en windenergie en moet daarvoor een aanbod doen. Daar was Harriet als voorzitter van de regiogroep RES al bij betrokken en ze is er trots op dat het eerste aanbod, het RES 1.0, in alle gemeenten is aangenomen. Er zijn nu zoekgebieden aangewezen voor bijvoorbeeld windmolens en daar hebben een aantal gemeenten toch bezwaar gemaakt. Maar de discussie loopt en de regio zal er gezamenlijk uit moet komen. Daarbij past de grote gemeenten bescheidenheid volgens Harriet. Zij zullen in ieder geval niet in hun eigen energiebehoefte kunnen voorzien en zijn dus afhankelijk van de gemeenten om hen heen.

Vervolgens brengen we de donut economie ter sprake. “Ik kan je vertellen dat we daar al veel aan doen” is de eerste reactie. Maar Harriet is ook huiverig voor een nieuwe stapel papier. Ze verwijst naar het al eerder genoemde onderzoek van Drawdown en de universiteit. Hopelijk geeft dat inzicht in wat echt kansrijk is.

Tenslotte komen de stikstof en de boeren nog even ter sprake. Te kort om er veel over te kunnen zeggen, want de problematiek is ingewikkeld. Maar Harriet denkt dat er genoeg perspectief is voor de boeren. Maar daarvoor is een stevige transitie nodig en zolang nog niet iedereen overtuigd is en sommige boeren de hakken in het zand zetten, is het heel lastig om die transitie vorm te geven.

Ronald Aalders en Cecile van de Pol