Schapen

Toen de mens een paar duizend jaar geleden ontdekte dat hij sommige dieren in z’n omgeving kon houden, zodat hij er niet meer achteraan hoefde te jagen, was dat niet altijd eenvoudig. In de omgeving liepen genoeg roofdieren rond voor wie zo’n door de mens bij elkaar gehouden kudde dieren een soort McDonalds was. Een eenvoudige plek om een stuk vlees te scoren.

Door de eeuwen heen heeft de mens geleerd z’n kudde te beschermen tegen deze roofdieren. De roofdieren leerden dat zo’n kudde er weliswaar verleidelijk uitzag, maar dat er ook risico’s aan verbonden waren. De mens had inmiddels immers het geweer uitgevonden. Op den duur gingen ze de mensen mijden en kwamen er meer en meer gebieden waar ze niet meer kwamen.

Zo verdween de wolf uit Nederland en beschouwde de mens het gebied als z’n tuin, waarin hij kon doen wat hij wilde. Bijvoorbeeld schapen (en moeflons) houden. En als de natuur ons daarbij hinderde werd die natuur aangepast. Maar de tijden veranderen en onze blik op de natuur veranderde mee. Het besef groeide dat wij die natuur uiteindelijk ook nodig hebben. En dat die natuur ook een eigen waarde heeft en zichzelf mag zijn. Waarom hebben wij het recht de natuur naar ons welbevinden in te richten, desnoods ten koste van dieren en planten?

“Nederland is te klein voor de wolf” hoor je nog wel eens uit hun kringen. Helaas voor hen denkt de wolf zelf daar anders over. Hij (of zij) is immers zelf naar Nederland gekomen en zal dat blijven doen. En juist die zwervende wolven vergrijpen zich vaker aan schapen. Het is dus de vraag hoeveel je opschiet met het weren van wolven door ze bijvoorbeeld af te schieten.

Ik denk dat wij – en vooral zij – er aan zullen moeten wennen dat niet heel Nederland een achtertuin is, maar dat er ook echte natuur is. En die is niet altijd mensvriendelijk. Of zo u wilt schaapvriendelijk.

(30-11-21 RA)